Categorie: Geen categorie

  • Winterlandschappen

    Op maandagmiddag 5 januari gaf ik de lezing bij de jaaropening van De Nassau in Breda. Mijn verhaal ging over de religieuze achtergrond van zeventiende-eeuwse winterlandschappen.

    verslag lezing de nassau

  • Naturalis After Dark

    Tijdens de laatste Naturalis After Dark (Leiden 27 november 2014) van het seizoen werd ik door Maarten Keulemans geïnterviewd over Middeleeuwse humor. Ook het hedendaagse en keurige publiek kan nog lachen om eeuwenoude poepgrappen.

    naturalis after dark 27 nov 2014

     

    naturalis after dark 27 nov 2014 helicopter

  • Gereformeerde humor uit 1561

    Vorig jaar hield ik een praatje op het jaarlijkse congres van het Centre Européen d’études bourguignonnes. Inmiddels is dat verhaal (pdf) verschenen in de congresbundel.

    leidse gereformeerde humor uit 1561

  • Nederland in ideeën 2015

    Welkom! Dit bericht is onderdeel van de online tentoonstelling Nederland in ideeën, waarin 93 wetenschappers, ondernemers en kunstenaars antwoord geven op één vraag van Paulien Cornelisse: 

    ‘Welk inzicht uit je vakgebied kan anderen helpen in het dagelijks leven?’

    De tentoonstelling is verspreid over 93 websites. Hieronder vind je het antwoord van Bas Jongenelen. Je kunt onderaan dit bericht doorklikken naar het volgende antwoord, of een bezoekje brengen aan de ‘centrale hal’ van de tentoonstelling. 

    ***

    2014-11-20 21.23.02

    ***

    Nieuws uit 1561

    Ik bestudeer humor uit de zestiende eeuw en ik krijg geregeld de vraag of de humor uit die tijd grappig is. Helemaal geen gekke vraag, omdat humor erg vergankelijk is. Het tragische zal altijd tragisch blijven: de dood van een kind was in het oude Griekenland tragisch en dat is het nog steeds. Met humor ligt dat anders. De eerste solovoorstellingen van Freek de Jonge waren ooit snel, hard en genadeloos. Af en toe worden die shows herhaald op tv, maar je kunt er beter niet naar kijken. De grappen zijn flauw en je ziet de clou al minuten van tevoren aankomen. Als humor binnen dertig jaar al vergaan is, hoe zit het dan met humor van vijfhonderd jaar oud? Nou, ik heb nieuws voor je: nieuws van voor de Tachtigjarige Oorlog.

    De Tachtigjarige Oorlog begon in 1568. Maar voordat deze opstand begon, waren er al tekenen dat men de Spaanse overheersing niet zag zitten. Een belangrijke opmaat was de Beeldenstorm van 1566. Er is echter meer. In 1562 werd in Brussel een literair festival gehouden met als thema: ‘Wat dat de Landen can houden in Rusten?’ Uit deze vraag blijkt een ongerustheid ten opzichte van de overheid. Dit gevoel was zo sterk dat er een vraag over gesteld moest worden, dat er een discussie over gevoerd diende te worden. Zo’n discussie werd in de zestiende eeuw meestal gevoerd aan de hand van toneelstukken, gedichten en liedjes. Zo ook in Brussel in 1562. Dat gevoel van naderend onheil en de vraag naar een oplossing, kwamen natuurlijk niet uit de lucht vallen.

    Maar het was niet in 1562 dat de eerste tekenen van onvrede tegen de Spanjaarden het licht zagen; daarvoor moeten we naar Rotterdam in 1561. Tijdens het literaire festival dat daar gehouden werd, kwam één van de Amsterdamse komische acteurs met een gedicht over een varkenshoofd. Dit gedicht is een oproep om naar het feest te komen. Er valt een prijs te winnen: degene die het best kan vreten en zuipen wint een overheerlijke varkenskop! Deze prijs is in het leven geroepen door Bacchus, de god van alle dronkaards. Na deze bekendmaking volgen er twee strofen met een opsomming van mensen die welkom zijn op het feest: doctores die in het zuipen zijn gepromoveerd, die ’s ochtends met een brandewijntje beginnen en die daarna een biertje drinken. Sterke kerels die in één teug een kan uit kunnen drinken. Mest-zwijnen die hun keel opendoen om het bier door te laten lopen. Lieden die amoureus worden na twee stopen bier en alles met een vrouwendoek om voor een vrouw aanzien.

    Met de derde strofe krijgt het gedicht een wending. Er is ook hier sprake van een opsomming, maar de opgesomde dronkaards worden vergeleken met Hermogenes, Samson, Salomo en Croesus. Deze vier legendarische mannen waren rijk en machtig, maar ze hebben zich hoogmoedig verkeken op hun vijanden en ze zijn daardoor ten onder gegaan. Deze strofe is dus niet zomaar een grappige strofe; hier wordt ineens een waarschuwing afgegeven aan mensen die ook rijk en machtig zijn. Gewone luisteraars hebben hier geen boodschap aan, want die zijn niet zo rijk als Croesus. De boodschap is voor de mensen die dat wél zijn en die zich wél kunnen vereenzelvigen met koning Salomo.

    In de vierde strofe vindt de ontknoping plaats, de punchline. Want wie wint er nu die varkenskop? Wie heeft zo goed gezopen en gevreten dat hij er met de varkenskop vandoor kan gaan? Het antwoord is: iedereen die te veel vreet en zuipt, want door te vreten en te zuipen krijg je een varkenskop. Ook hier is echter niet alles wat het lijkt. De laatste strofe is opgedragen aan de ‘princen’. Deze prinsen worden direct aangesproken en het taalgebruik van deze strofe is ineens veel chiquer. Alsof de dichter aan het Brusselse hof met hooggeplaatste taal de hooggeplaatste heren aanspreekt.

    Op het eerste gezicht is dit gedicht gewoon een grap: met veel vreten en zuipen ‘win’ je een varkenskop. Maar door het taalgebruik en de vergelijking met machtige mannen krijgt het gedicht een andere lading. De humor is kritisch: de Spaanse machthebbers moeten niet als varkens alles opvreten en -zuipen, anders zal het met hen aflopen zoals met Samson. Zij zullen ten onder gaan. Zo wordt een grappig gedicht ineens een daad van verzet en daarmee een onderdeel van onze vaderlandse geschiedenis.

    Humor is de hartslag van de samenleving; humor is meer dan slechts ‘om te lachen’. Omwentelingen worden aangekondigd door grappen, en daarmee is humor een veel belangrijker maatschappelijke factor dan menigeen denkt. Het bestuderen van grappen geeft inzicht in hoe de samenleving in elkaar zit, wat belangrijk gevonden wordt en wat taboes zijn. Ik pleit daarom voor meer studie naar humor, vooral naar die uit het verleden. Er ligt nog een schat aan historische informatie op ons te wachten. Bovendien valt er voor de onderzoeker nog wat te lachen ook.

    Bas Jongenelen

    Neerlandicus; onderzoeker van humor uit de zestiende eeuw; publiceerde o.a. Comic Drama in the Low Countries (2012) en Zestiende-eeuwse scheldwoorden (2014)

    ***

    Alle antwoorden zijn ook beschikbaar in boekvorm onder de titel Dit wil je weten: Wetenschappers ondernemers en kunstenaars geven adviezen voor het dagelijks leven

    Klik hier voor het volgende antwoord.

    Klik hier voor een bezoekje aan de centrale hal van de expositie.

    cover VP-HR-RGB-Dit wil je weten

  • Kantoor

    Het kantoor heeft een nieuwe vloer en nieuwe kasten.

    2014-11-10 11.32.49

  • Titaan 4

    De vierde Titaan van 2014 is uit. Met mijn artikel ‘Te kwaad in een rozentuin’.

    2014-10-31 16.08.40

  • Ongetemde tong

    Vandaag, 14 oktober 2014, verscheen mijn recensie van De ongetemde tong van Martine Veldhuizen op het Boekenplatform van TNTL.

    De-ongetemde-tong-Martine-Veldhuizen

  • Geer en Goor

    Op donderdag 2 oktober 2014 publiceerden Lukas Meijsen en ik een artikel in Brabants Dagblad over Geer en Goor.

    Geer en Goor BD 2 okt 2014

    Het artikel is een beetje ingekort, waarschijnlijk vanwege de volstrekt noodzakelijke foto. Een dag later publiceerde het Eindhovens Dagblad ook een variant van het artikel:

    Groteske humor van Geer en Goor

    De volledige tekst was als volgt:

    ***

    Geer ende Goor

    Middeleeuwse humor anno 2014

    Bas Jongenelen en Lukas Meijsen

    Op televisie zijn steeds meer programma’s vol grappen over pies, poep en seks te zien. Mensen met smaak vinden dat soort programma’s maar niks, maar toch zijn ze razend populair. Naar het RTL-programma Geer en Goor: waarheen, waarvoor? kijken gemiddeld 1,5 miljoen mensen. Hoe is die populariteit te verklaren? Een mogelijk antwoord is te vinden in de 16e eeuw: de overgangstijd tussen Middeleeuwen en Renaissance. In kluchten uit die tijd is dezelfde humor te vinden. Bevinden wij ons in eenzelfde soort overgangstijd?

    In een zestiende-eeuwse klucht beschrijft het personage Hanneken Leckertant het lichaam van zijn tegenspeler Lippen Loer als ‘een akkerwals waarmee men de kluiten op het land in stukken breekt’. ‘Je bent zo fraai als een boomstronk’, zegt Hanneken ook nog tegen Lippen. Dit taalgebruik klinkt de kijkers van het programma Geer en Goor: waarheen, waarvoor? vast bekend in de oren. In dit programma gaan de zangers Gerard Joling (Geer) en Gordon (Goor) op vakantie met eenzame ouderen. De humor waarmee de twee dit serieuze maatschappelijke probleem onder de aandacht brengen, vertoont opvallend veel overeenkomsten met humor in kluchten uit de late Middeleeuwen.

    In de serie maken Geer en Goor vooral zichzelf en elkaar belachelijk. Als Goor in Turkije zijn kniebanden scheurt en naar het ziekenhuis moet, komt Geer hem een fruitmand brengen. Terwijl Geer de fruitmand voor de grap op het ingezwachtelde been van Goor wil zetten, ontspint zich de volgende dialoog. Goor: ‘Ik heb geprobeerd een wit voetje te halen bij die dokter.’ Geer: ‘Heb je wel een band gekregen met je knie?’ Goor: ‘Ik heb ook geen gevoel meer in mijn tenen. Wat jij in je hart hebt, heb ik in mijn tenen.’ Even later gilt Geer tijdens het lachen: ‘Straks krijg ik ook nog wat!’ ‘Ik mag het hopen,’ zegt Goor dan. ‘Die knie is zo over, maar die bek, die blijft.’

    De humor van Geer en Goor gaat vaak over lichamelijke tekortkomingen. Bovendien praten ze niet normaal over hun lichamen, ze overdrijven alles. Als de twee zangers op een boot moeten slapen, denkt Goor dat hij zeeziek wordt. ‘Als ik jou zie, begin ik al te schommelen’, zegt hij tegen Geer. En: ‘Jij zal daar geen last van hebben, met dat figuur. Ik denk dat jij als boei aan de zijkant kan hangen.’ Alles wordt overdreven voorgesteld, net zoals in de kluchten uit de late Middeleeuwen. Een personage uit Lijsgen en Jan Lichthart schept bijvoorbeeld op over haar heupen, die ‘zo smal als een vrachtwagen’ zijn. Dit type humor wordt ‘grotesk’ genoemd en diezelfde groteske humor zien we terug bij de twee entertainers.

    Geer en Goor knoeien in de serie regelmatig met eten, een ander terugkerend thema. Tijdens een ontbijtje smeert Goor zijn pistoletje eerst door het servet waarin hij net gesnoten heeft. Daarna doopt hij het broodje in het schuim van zijn cappuccino en zeept hij zich ermee in alsof hij zich gaat scheren. Dit vies doen met eten is ook een thema dat in kluchten uit de late Middeleeuwen geregeld opduikt. In het toneelstukje over de Patroon van de Zotten, dat toneelspelers uit Den Bosch in Antwerpen opgevoerd hebben, wordt iedereen met meel bekogeld. In De Sotslach wordt iemand met bier overgoten en daarna met roet besprenkeld.

    Nadat er gegeten is, is het tijd voor de ontlasting. In een van de afleveringen laat Geer een scheet tijdens een serieus gesprek over de verjaardag van Piet, een van de eenzame oudjes die Geer en Goor hebben meegenomen naar Lourdes. Het groteske zit hem in de combinatie van het serieuze (de verjaardag van een eenzame oude man) en het volstrekt banale (de scheet). De Antwerpse dichteres Anna Bijns heeft in de zestiende eeuw een gedicht geschreven waarin nonnen een schetenwedstrijd houden. Nonnetje Kalle wint die wedstrijd, want haar achterpoort kreeg ze niet meer dicht en ze vulde met haar stank het hele klooster. Ook hier wordt het serieuze van het religieuze nonnenbestaan gekoppeld aan (b)analiteiten.

    De vraag is waarom de groteske humor van Geer en Goor werkt. Een mogelijk antwoord wordt gegeven door Mikhail Bakhtin in zijn boek over het groteske. Bakhtin beweert dat een cultuur die zich bedient van het groteske zich in een experimentele fase bevindt. De huidige culturele waarden en normen gelden niet meer, maar er is nog geen nieuwe cultuur. In deze overgangsperiode grijpt het buitensporige, het lelijke en het ongepaste zijn kans. Aan het eind van de Middeleeuwen werd Amerika ontdekt, bleek de aarde om de zon te draaien en werd de boekdrukkunst uitgevonden – dingen die het wereldbeeld van de mensen ingrijpend veranderden. Al die nieuwigheid maakt, volgens Mikhail Bakhtin, de weg vrij voor groteske humor. De humor van Geer en Goor laat zien dat de maatschappij zich nu ook in zo’n overgangsperiode bevindt, en dat het huidige systeem van waarden en normen niet meer deugt. Blijkbaar vinden 1,5 miljoen tv-kijkers dat ook.

    Bas Jongenelen doet promotieonderzoek naar humor in de 16e eeuw

    Lukas Meijsen is redacteur van literair tijdschrift De Titaan

    ***

     

     

  • Titaan 3

    Het derde nummer van de literaire krant De Titaan is uit. Met een artikel van mij over de ‘misdirected kiss’.

    2014-06-27 21.05.20

  • Het herte der Sotten

    In juni 2014 verscheen dan eindelijk het derde én vierde van Vaktaal. Met een artikeltje van mij erin.